Senegal - Sierra Leone - Nigeria

 

Dit verhaal is overigens wel van een poosje geleden, wat zeg ik: “het is ruim dertig jaar geleden dat ik met een vrachtboot met beperkte passagiersaccommodatie een tocht meemaakte, waarbij wij onder andere drie West-Afrikaanse landen aandeden.” De hele trip bracht ons weliswaar nog een stuk verder langs de Afrikaanse kust, echter in dit verhaal wil ik me beperken tot de volgende drie landen: 1. Senegal (Dakar), 2. Sierra Leone (Freetown) en 3. Nigeria (Lagos). Het was een reis om nimmer te vergeten, al was het alleen maar om die éne passagier die onze hele voorraad pindanootjes heeft opgevreten. Dat was een pater, een missionaris die absoluut niet wilde vliegen en op die ‘grond’ de veel en veel langere bootreis verkoos, boven de snellere en de veel efficiëntere luchtvaart. Hoe het aan de dag van vandaag is gesteld met reizen via een vrachtboot is me onbekend. In die jaren echter waren er nog een vrij groot aantal schepen, met meestal 12 en soms 14 plaatsen aan boord voor passagiers. Die passagiers moesten dan wel de tijd hebben, want dergelijke reizen duurden lang, soms zelfs heel lang en echte ‘time-tables,’ ach, die waren er wel, maar er werd nimmer de hand aan gehouden. Dat waren in de praktijk: goedbedoelde richtlijnen! Want zo gauw je te maken had met Afrikaanse havenautoriteiten dan was je echt aan de ‘goden’ overgeleverd. Kon je bijvoorbeeld in Estoril, de haven bij Lissabon in Portugal, nog zeggen: we varen morgenavond om 17.00 uur weg en alles is dan afgehandeld. Wél, dan kon het weleens een half uurtje later worden, maar geen drie dagen zoals bijvoorbeeld in Sierra Leone. Dat geval bespreken we later, als Freetown aan de beurt komt.

 

 

 

Markt in Dakar

 

 

Nu allereerst Dakar. In die tijd dat ik daar was had Dakar officieel zo’n 750.000 inwoners. Dat zijn er nu ruim dertig jaar later ruim drie keer zoveel en dat ondanks aids en andere ziektes zoals malaria en nog veel meer en zeker niet te vergeten de droogte in de Sahel en allerlei andere perikelen waaronder Afrika al decennia gebukt gaat. Dakar is de hoofdstad van een land met vele volkeren en vele talen. Ik herinner mij nog enkele hoofdtalen, waaronder Serer en Wolof, maar dat zijn er slechts 2 van de wel tien aldaar gesproken talen. Frans is de officiële voertaal en de ambtelijke taal. Dakar was vroeger de hoofdstad van de Franse kolonie: Frans West-Afrika en is officieel gesticht in 1857. Daarvoor lag op die plaats een van de belangrijkste doorvoerhavens ten behoeve van de slavenhandel. Een zeer kwalijk hoofdstuk uit zowel onze geschiedenis als ook een ‘gitzwarte bladzijde’ uit de geschiedenis van die volkeren, die fanatiek meededen aan deze vorm van handel. Hoe kwalijk onze en de Europese rol ook geweest zijn in deze materie, we mogen niet vergeten dat het zonder de bereidwillige hulp van de Afrikaanse handelaren nimmer was gelukt! Het moderne Dakar is opgebouwd naar Frans model en wordt ook wel eens het Parijs van Afrika genoemd. Nou, het centrum mag deze naam dan dragen van mij, maar enkele passen buiten het centrum en we zien de vele huizen of wat er voor door moet gaan, opgebouwd uit gedroogde modder. En hoe lelijk de Parijse voorsteden en/of buitenwijken ook mogen zijn, ze zijn zeker niet opgebouwd uit modder!

 

Senegal is overwegend een Moslimland, alhoewel niet zo manifest en duidelijk zichtbaar als in de echte Arabische Moslimlanden. De Islam en de Animistische gebruiken lopen dan ook erg door elkaar. Combinaties van een Imam in een moskee en tegelijkertijd een soort toverdokter te zijn, zijn geenszins zeldzaam. Opmerkelijk is de zeer eerbiedige houding, neen, de soms slaafse houding hoe met name jongeren deze leiders tegemoet treden. Met alle mogelijke respect en ontzag. Dan is het des te komischer als je diezelfde zojuist bewierookte en in eigen kring hooggeacht figuur ineens een slag ziet maken van 180 graden, als hij van een westerse toerist iets gedaan wilt krijgen. Weg is de waardigheid, weg is de glans die dergelijke figuren toch omringen in hun eigen sferen. Vanuit het standpunt van de gemiddelde Afrikaan zijn wij dan ook maar onbeschaamde pottenkijkers, die als enige plus hebben dat ze, wij dus, doorgaans erg goed bij kas zitten. Voor ons westerlingen is het overigens volkomen onmogelijk om rekening te houden met de Afrikaanse gebruiken, normen en waarden en zeden. Bijna elk Afrikaans land heeft kunstmatige grenzen en elk land wordt bevolkt door diverse stammen en volkeren. Die onderling ook weer zó met elkaar verschillen dat we aan één encyclopedie niet genoeg zouden hebben om alle gebruiken van al die verschillende volkeren en stammen ook maar enigszins te leren. De tradities en gebruiken zijn onderling zó verschillend dat er ook echt geen beginnen aan is om dit in kaart te brengen, laat staan ten uitvoer te brengen. Er bestaat namelijk niets zoiets als een Afrikaanse cultuur, daarvoor is dit werelddeel te divers en te verdeeld.

 

 

 

Presidentieel Paleis Dakar

 

 

Wat zowel voor Dakar geldt, maar evenzo voor elke willekeurige zwarte Afrikaanse stad, is dat het lijkt of elke inwoner wel ergens iets te doen heeft op straat. Men leeft, werkt en woont op straat. Naar mijn gevoel en ervaring worden huizen hooguit gebruikt om er te slapen en natuurlijk om nieuwe Afrikaantjes voort te brengen. Deze ‘tak van sport’ staat nog hoger genoteerd dan voetballen of gokken, om maar eens twee andere passies van de gemiddelde Afrikaan te benoemen. Toch was het voor mij wennen, ineens geconfronteerd te worden met een stad waar uitsluitend zwarte mensen wonen en waar je amper een blanke ziet. Soms bekruip je een gevoel van angst. Temeer daar de straatventers wel erg opdringerig zijn en ook de vele, zeer vele kinderen die zowel om balpennen, kauwgom als geld vragen en gerust een kilometer of wat achter je aan blijven hollen. De algemene aanspreektitel voor een blanke was toen in ieder geval “Chief,” maar ontleedt daar geen respectgevoelens aan af. Integendeel, het gaat ze puur om wat van je te krijgen. Ook het verschil in het mannelijk en vrouwelijk voor zover ze Frans of Engels spreken is ver te zoeken. Elke blanke man of vrouw wordt in de mannelijke vorm aangesproken.

 

Mooi is Dakar niet, de kathedraal is typisch westers en Frans, doch slechts een 6 tot 7 % is in naam Rooms-katholiek. Alhoewel Senegal volgens mij een van de heel weinige uitzonderingen is waar het althans lijkt, dat Moslims en andersdenkenden redelijk in ‘pais en vree’ met elkaar kunnen leven. Ze vieren zelfs elkaar’s feestdagen. Maar dat is ook typisch Afrikaans! Zoveel mogelijk feesten en dan natuurlijk vrijaf hebben of krijgen! Echte ‘noeste werkers’ zijn het niet bepaald. Als u spoedig failliet wilt gaan moet u vooral agenda’s gaan verkopen in een Afrikaans land. Afspraken maken is een ‘crime.’ Nou is corruptie dat ook, maar zonder corruptie kan een gemiddelde Afrikaan volgens mij niet existeren. Het zit echt in zijn genen! Ze zijn door de ‘band’ genomen best wel vriendelijk en de indrukken, de kleuren, de rotzooi, de puinhopen, het vuil en het alom aanwezige zand maakte een onvergetelijke indruk op mij.

 

 

 

Central Freetown (1)

 

 

Na een kleine week kwamen wij aan in Freetown, de hoofdstad van Sierra Leone, een voormalige Engelse kolonie. Weer met andere talen, stammen en gebruiken. Gelukkig was de voertaal hier Engels en een verhaal wat typerend is voor de Afrikaanse mentaliteit zal ik u beslist niet onthouden. De 3e stuurman had de verantwoording om een ploeg werkvolk samen te stellen, die in de ruimen van het schip aan het werk werden gezet om de goederen te lossen en te laden. “Containers”… kom zeg, het was ruim dertig jaar geleden! Ze waren er wel, maar nog niet in Afrika doorgedrongen. “O, dan kranen,” zult u zeggen, die in de ruimen van de schepen konden komen en zo de goederen kunnen ophijsen. Ja, nu ik er over nadenk, ik heb een paar van die volledig door-en-door verroeste dingen zien staan. Waarschijnlijk een of andere schenking of betaald uit de ontwikkelingspotten. Maar zoals het veelal gaat met mechanische dingen, er worden geen onderhoudsmonteurs bijgeleverd. Dus na enkele dagen of misschien wel enkele weken draaien en er gaat beslist iets fout en dat is het dan. Terug naar af en dus terug naar het aloude handwerk. De gemiddelde Afrikaan zal er hooguit zijn schouders over ophalen, maar zich druk maken … wat is dat?

 

 

 

Central Freetown (2)

 

 

Zo ging onze derde stuurman, een nog jonge en onervaren vent, op aanwijzing van de scheepsagent naar een bepaalde plaats in de stad. Daar waar de mannen zich ophielden die zich beschikbaar wilden stellen voor werk. Werk, om het even wat. In het bijzonder heel graag voor het lossen van schepen, zeker als het een westerse rederij betrof. Want prijzen berekenen, tja, het is jammer dat ik het moet zeggen. Blanken betalen nou eenmaal meer voor hoegenaamd alles dan de niet-blanken! Onze ‘derde’ had dus een groep gevonden en meegenomen naar het schip. Daar gingen de sterke zwarte krachtpatsers aan de slag. Dit overigens in een tempo dat aan een Nederlandse ‘langzaam-aan-actie’ deed denken, maar ach, de temperatuur in acht nemende kon ik dat ook wel billijken. Maar wat deed onze derde? Als brave en eerlijke werkgever deelde hij tegen de avond de daglonen aan de sjouwers, annex havenarbeiders uit. Niet dat de ruimen leeg waren, verre van dat! Er was namelijk afgesproken een bepaald bedrag per dag en wel dat kregen ze dus die eerste dag ook! Met een: “till tomorrow!” werden ze nog ‘uitgezwaaid’ ook. Echter … de andere morgen!: 06.00 uur, geen arbeider te bekennen, 07.00 uur, nog niemand! Pas rond een uur of acht kwam de ‘ouwe’ (de kapitein) eens poolshoogte nemen en die vloekte een heel ‘Onze Vader’ van ‘achteren naar voren’ af.

 

Het kwam erop neer dat de brave onervaren stuurman pas had mogen betalen als de hele lading aan de wal stond en geen uur eerder! Nù hadden die knapen geld, dus konden ze … Tja, wij zouden zeggen eten gaan kopen! Mooi niet, die zaten in de kroeg of wat er voor door ging. Dat was dus voor de derde stuurman een nieuwe ronde naar de ‘plaatselijke hangplek’ voor werkwilligen en opnieuw gaan ronselen. Al met al 4 kostbare uren verloren en natuurlijk des temeer havengeld betalen aan de plaatselijke ‘petdragende’ havenmeester. Doch, verhalen vertellen is de Afrikaan ook aangeboren, dat kunnen ze als geen ander en de ‘mare’ was al spoedig door de hele stad gegaan, dat je op die en die boot ’s avonds je geld direct kreeg uitbetaald. Maar dat wist onze goede stuurman dus nog niet en hij ronselde weer een nieuwe groep. Nou kun je afspreken met die lui wat je wilt, dat is onbelangrijk. Ze wisten dat de vorige groep diezelfde dag ‘boter bij de vis’ gekregen had en daar stond onze nog vrij jonge derde stuurman diezelfde avond tegenover wel 25 zeer boze, doch oersterke negers, die hun geld voor die dag opeisten. Onze derde stuurman had waarschijnlijk nog meer levenswensen en toekomstverwachtingen, want hij ging toch maar snel over tot het opnieuw uitbetalen van de dagloners. Dit hele grapje heeft 5 dagen geduurd en dat was een vertraging van wel twee dagen en dito onkosten. Voor ons was er weinig te beleven in Freetown. Geen authentieke sites, gebouwen of prachtige dingen te zien. Een verzameling van wat ‘schots en scheef’ gebouwde flats, krotten en golfplaten. Er waren wel enkele plaatsen waar je gekoelde blikjes Heineken kon kopen tegen prijzen waarbij je bij elk blikje moest gaan afdingen, anders werd je echt belazerd. Als ik heel zwaar ‘getafeld’ heb en de zon schijnt zonder enig erbarmen aan de hemel, dan denk ik nog weleens aan die plaats in West-Afrika!

 

De volgende en laatste haven (in dit verhaal) was Lagos. Toen nog de hoofdstad van het volkrijkste land van Afrika: Nigeria. In dit soort landen verandert men vaker van hoofdstad. Nu is Lagos nog wel steeds het financiële centrum van Nigeria, echter de regering is verplaatst naar Abuja. Het land telt heden ten dage ruim 130 miljoen inwoners en is sterk onderling verdeeld. Niet alleen in stammen en volkeren maar ook religieus. Het noorden is overwegend Islamitisch en het zuiden is overwegend Christelijk. Toen wij er waren was net de olie ontdekt die dit land in wezen een der rijkste landen van Afrika zou kunnen maken. Helaas door de corruptie en nog een paar oorzaken die ik liever niet noem, om niet voor een of andere rechtbank gedaagd te worden, is het land er vreselijk aan toe. Een superrijke top en een straatarme onderlaag. Het gemiddelde inkomen is nu anno 2006 amper 300 Dollar per persoon per jaar! Persoonlijk vind ik Nigeria een land waar criminelen het voor het zeggen hebben en toch worden er de laatste tijd prachtige ressorts aangelegd voor toeristen. Die het overigens massaal laten afweten!

 

 

 

Markt in Lagos

 

 

Wordt in het noorden van het land de sharia, de Islamitische wet, gepraktiseerd en gehandhaafd, in het zuiden is de wet op ‘Engelse leest geschoeid’ en dus komen erg veel noordelingen (Islamieten) hun slag slaan in het zuiden. Daar worden namelijk geen handjes afgehakt of ontrouwe vrouwen (en prostituees) gestenigd! Ik ben echter alleen in het zeer vochtige en warme zuiden geweest en de paar dagen dat ik er was, regende het bijna aan een stuk en toch was het bloed en bloedje heet. Nog een laatste opmerking over de Nigerianen: wat kunnen die lui kletsen. Iedereen is een geboren verkoper, maar o zo opdringeriger. God, Jozef, Maria, Jezus, Allah en Mohammed worden er bijgesleept. In een paar zinnen hoor je hun hele lieve ‘hebben en houden’ en wat er vooral op neer komt is: dat zij erg zielig zijn, jij als buitenlander erg gezegend bent en dat je de deal van je leven sluit als je bij hen nu datgene koopt, wat zij toevallig in de aanbieding hebben.

 

Wat betreft natuur is de hele West-Afrikaanse kust nou niet bepaald een ‘must.’ Of je moet oerwouden mooi vinden, maar die zijn niet dicht in de buurt van de steden. De steden zijn vooral vuil en stoffig, voorzien van slechte wegen met meer kuilen dan gaten, of was het andersom? Elektriciteit valt overal gemiddeld zo’n drie keer per dag uit. Erg vervelend als je uit bent op een koel drankje! De laatste jaren zijn er overigens wel grote hotels bijgebouwd met eigen aggregaten. Toen moesten wij het toen nog doen met een elektriciteitsnet dat door de Engelsen (kolonialen)  was aangelegd en waaraan sindsdien uiteraard geen onderhoud meer aan was gepleegd. Het is overigens in deze landen dat ik geleerd heb om er een speciaal boekje op na te gaan houden. Een boekje dat er aan de buitenkant uitziet als een soort van medische agenda of iets dergelijks en waar zogenaamd mijn ‘medisch’ verboden etenswaren in staan vermeld.

 

Want wat je daar in lokale restaurants soms voorgeschoteld kunt krijgen tart je voorstellingsvermogen. Zo heeft mij de dokter verboden schedels van apen leeg te lepelen. Varkenspoten af te kluiven en koeienmagen te verorberen. Ook geitenogen zijn super slecht voor mijn gal en niet herkenbare dieren kunnen mijn nieren niet verdragen, enz. enz. Erg handig een dergelijk boekje bij je te hebben in landen waar de keuringsdienst van waren nog een uit te vinden idee is. Want soms zijn die mensen ook wel erg lief en hartelijk en nodigen ze je graag uit om van hun relatieve armoede gewoon mee te delen en dus te komen eten. Eerlijk is eerlijk, gastvrij zijn ze zonder meer. Maar om nou direct overal een vorkje mee te pikken raad ik u echt niet aan. Of u moet de mentaliteit hebben van een ouderwetse missionaris of zendeling en zelfs die hadden zo hun eigenaardigheden. Daarover vertel ik u meer in een verhaal over die andere kant van Afrika, alwaar ik van zeer nabij een paar van die ‘wereldverbeteraars’ heb ontmoet onder het genot van enkele puike whisky’s!

 

 

Silvia Videler.

 

Oktober 2006

 

Home