IJsland

 

 

 

IJsland, is dat vreemde verre grote eiland, nog net behorend tot Europa met een bevolking die je met gemak onder zou kunnen brengen in één middelgrote stad. Want zeg nou zelf, nog geen 300.000 mensen op een oppervlakte van bijna 3 x Nederland, dan kun je toch niet spreken van overbevolking. Ik had nimmer gedacht er ooit eens te komen. De reis ernaar toe is best prijzig en op IJsland zelf is het nou ook niet bepaald zo lekker goedkoop dan op de ‘Albert Cuypmarkt.’ Maar het verhaal van een ‘vluchtig’ bezoekje aan dit toch wel hele merkwaardige land zou toch best wel een ‘staartje’ hebben.

 

Lees mee en verbaast u:

 

Van mijn toenmalige werkgever, reeds jaren terug, kreeg ik een telegram met het verzoek me op die en die datum te melden in Los Angeles. Er zou een ticket klaarliggen op de luchthaven van Luxemburg. We zouden met 4 personen vliegen met de Loftleidir, de IJslandse luchtvaartmaatschappij, via Reykjavik, de hoofdstad van IJsland. Daar zouden we een ‘stopover’ hebben van één dag om dan vervolgens door te vliegen via New York naar Los Angeles. Mijn collega’s en ik moesten wel lachen, want de Loftleidir stond in die dagen althans bekend als een van de meer goedkopere luchtvaartmaatschappijen en onze baas kennende gunde hij ons geen gratis ‘stopover’ in IJsland. Welnee, hij zal wel korting hebben gekregen of de vlucht was een paar ‘oude’ tientjes goedkoper dan rechtstreeks met een meer gangbaardere maatschappij. Wij hadden geen van vieren ooit nog maar ‘voet’ gezet op dit eiland en toen bleek dat we er een nacht moesten verblijven, betaald en alles inclusief, leek ons dat best leuk. Met z’n vieren, want we hadden elkaar gebeld, reisden we naar Luxemburg. We hadden iemand zo ‘gek’ gekregen ons er met de auto heen te brengen, zodat we tenminste al een zakcentje verdiend hadden aan de reis. Luxemburg Airport, nou ja, Airport? Een landingsbaan met toen nog een stationshal ernaast, iets ten oosten van de stad. Eenmaal daar aangekomen zagen we het toestel al klaarstaan. Er stonden wel twintig auto’s omheen en nog veel meer mensen waren duidelijk met dat ding bezig om het startklaar te krijgen. Inchecken en douaneformaliteiten stelden zoals gewoonlijk weinig voor en eenmaal in de hal aangekomen stond er te lezen dat er een vertraging zou zijn voor de vlucht naar Reykjavik van zeker vijf uren! Wij de pest erin! Daar ‘ging’ onze avond en nacht in deze voor ons allen nieuwe en vreemde stad.

 

Dus wij gingen ons verdriet maar verdrinken en intussen hopende op betere tijden. Na diverse hele grote Luxemburgse glazen bier tot het ‘bittere einde’ geledigd te hebben, maar met een nog ‘scherpe blik in de oogjes,’ constateerden wij dat de vertraging inmiddels was opgelopen tot ruim 7 uren! Toen gingen we rekenen! “Hi hi.” We zaten er al een uur of drie, dus dat werd afwachten of we de andere dag de aansluitende vlucht wel zouden halen.  Daar moest dus op gedronken worden! Altijd positief blijven denken!

 

 

 

Reykjavik

 

 

Na nog een lange tijd de ‘aandelen’ van wat Luxemburgse brouwerijen de hoogte in te hebben gedronken en twee maaltijden later werden we gesommeerd naar de ‘gate’ of wat ervoor door ging, te gaan. Ondertussen waren de monteurs continu bezig geweest met ons propellervliegtuig. Eindelijk zaten we in de toch wel ruime stoelen en al spoedig gaven we ons over aan de broodnodige slaap en rust. De vlucht van plusminus vijf tot zes uren zou ons in ieder geval nog net op tijd in Reykjavik brengen dachten we. Tot het moment dat de hoogblonde stewardess ons wakker maakte en beleefd en vriendelijk vroegen of we het vliegtuig wilde verlaten. “Verd … ,” de landing gemist! IJsland niet gezien vanuit de lucht. Die verdraaide ‘drankgelagen’ ook. Toch was er iets mis, het voelde geenszins aan alsof ik vijf tot zes uur had geslapen. Na enkele minuten kwamen we er dan ook achter dat Shannon in Ierland ligt en zeker niet op IJsland! Wat moesten we in vredesnaam in Ierland doen? en dan nog wel in de ‘middle of nowhere’ ook, op het toen pas aangelegde vliegveld Shannon? Er stond een bus klaar die ons naar een Ierse stad genaamd Limerick bracht. Een pracht van een hotel en een pub … om van te watertanden. Overnachten, eten en drinken door middel van consumptiebonnen, allemaal op kosten van de IJslandse maatschappij!

 

Het leven lachte ons weer toe. De hele ‘time-table’ lag overhoop. God mocht weten hoe we ooit en wanneer in Los Angeles zouden aankomen. Dat werd lachen én genieten! Wat bleek? Het vliegtuig scheen toch aardig wat mankementen te hebben die niet naar genoegen van de ‘captain’ gerepareerd waren. De man weigerde botweg met die ‘rammelkast’ verder te vliegen. Het ‘gemor’ onder de andere passagiers was ‘niet van de lucht.’ Maar wij, ‘vrije vogels’ en op weg naar ons werk, ons kon het niet lang genoeg duren. Zolang het onze verantwoordelijkheid maar niet was én er genoegzaam gezorgd werd voor consumptiebonnen. In het hotel waren ons een paar kamers toebedeeld en na een prima maaltijd konden we er best weer tegen. We besloten al spoedig ons maar verder te distantiëren van al die mopperende toeristen en andere reizigers en besloten de plaatselijke horecagelegenheden maar eens aan een ‘nadere inspectie’ te onderwerpen. Toen nog tot 23.00 uur en de pubs gingen dicht. Dus in ‘arrenmoede’ weer terug naar het hotel dat er gelukkig andere openingstijden op nahield. Ondertussen wisten we nóg niet wanneer het toestel gerepareerd zou zijn en verder zou vliegen. Pas de andere dag werd het sein van vertrek gegeven en vele angstige mensen gingen op weg naar de luchthaven Shannon waar dat ‘propellergeval’ nog op ons stond te wachten.

 

Verstand van vliegtuigen heb ik geenszins en bang in die dingen ben ik ook niet zo gauw. Doch de geluiden die dit apparaat begon te produceren, een kwartiertje voor de landing, waren toch wel erg angstaanjagend. Desalniettemin met meer dan 1½ dag vertraging stonden we op Reykjavik Airport. Dát in de stellige zekerheid dat onze aansluitende vlucht naar New York inmiddels daar al was aangekomen. In de rugzakjes van de stoelen in het vliegtuig had ik een time-table ‘opgevist.’ Die dienstregeling leerde mij dat we drie volle dagen konden wachten op vervolgvervoer. Tja, in die dagen was er nog geen uurdienst (bij wijze van spreken). Met diep ‘gefronste wenkbrauwen’ en zeer zorgelijke gezichten begaven wij ons naar de informatie- en servicebalie op de luchthaven, uiteraard mét onze tickets. We legden ons probleem voor aan de baliemedewerkster. Nou heb ik nog nooit een IJslander of IJslandse in paniek zien raken en deze dochter van ‘Thor of Wodan’ verblikte dan ook geen moment. Zeer efficiënt en koelbloedig en met excuses werd ons een taxi ter beschikking gesteld. Er werd een hotel geboekt. Maaltijden en drankjes op kosten van de maatschappij én een excursie, gratis en wel naar de Vatnajökull, de grootste gletsjer van het land. Drie dagen vol pension met excursie helemaal gratis op IJsland en de mogelijkheid te telefoneren naar Los Angeles om het een en ander uit te leggen en dát mocht ik doen! Ik had moeite om niet in lachen uit te barsten. Ik deed het hele relaas zonder de ‘alcoholische versnaperingen’ teveel te ‘accentueren’ en mij werd gezegd daar ter plekke te blijven en een half uur tot een uur te wachten. Braaf deden we dat en ja hoor, na een ruime drie kwartier was er telefoon uit … neen, niet Los Angeles, maar uit Rotterdam, het hoofdkantoor.

 

Daar hadden ze het verhaal aangehoord én geverifieerd en aan de toonzetting begreep ik dat er te onderhandelen was. ‘IJzer moet je smeden als het heet is’ nietwaar? Ik deed ons beklag over de gang van zaken en over onze penibele financiële situatie. Nou was dat best een beetje gechargeerd, maar dat kon de baas niet weten wel? Pinautomaten en meer van dat spul waren nog niet ‘in zwang’ en over creditcards beschikte we toen nog nét niet. Personeelszaken zag best in dat er ‘over de brug’ gekomen zou moeten worden en binnen een uurtje of wat konden we een aardig sommetje IJslandse kronen af gaan halen bij een bank. Dat was nog niet alles. Onze reisbestemming werd veranderd. Los Angeles in de Verenigde Staten werd Vancouver in Canada. Na uren toch nog gewacht te hebben voordat alle papieren en tickets weer in orde waren en de andere waren ingeruild, konden we ‘frank en vrij’ IJsland gaan verkennen. Met aardig wat poen, hotelreservering op zak, gratis eten en drinken en dat voor 3½ dag! We konden ons geluk niet op en zaten al grappen te maken hoe we dat de collega’s straks moesten wijsmaken hoe moeilijk we het wel niet gehad hadden.

 

 

 

Vatnajökull nabij Jökulsarlon

 

 

De (gratis) taxi naar het hotel stond al klaar en toen we na een kilometer of veertig de stad zagen liggen waren we verbaasd hoe mooi, kleurrijk, modern en schoon deze stad wel niet was. Een prima hotel in het centrum werd ons onderkomen voor 3 nachten. De eerste dag hebben we ons lopen ‘vergapen’ aan deze prachtige ruim opgezette stad met vele, zeer vele houten gebouwen. Prachtige ruim voorziene winkels en een horecabestand wat je nimmer zou verwachten in een toch Scandinavisch land. Inderdaad waren de prijzen een stuk hoger dan bij ons. Maar om nou te zeggen dat alles onbetaalbaar was, nee dat viel ook wel weer mee. Opmerkelijk was het aantal boekenwinkels, zeker als je dat relateert aan de bevolking. Reykjavik zelf heeft amper 100.000 inwoners met nog eens 50.000 in de directe omgeving. Kun je nagaan hoe dunbevolkt de rest van het land is. Dat bemerkten we de volgende dag toen we met een soort van jeep over de aanvankelijk goede weg richting het oosten reden. Ik zeg “aanvankelijk,” want na een poosje veranderde de weg simpelweg in een sintelbaan of zoiets. Hetgeen de IJslandse chauffeur overigens niet hinderde in zijn snelheid.

 

Een machtig gezicht is het om zomaar ineens ‘rookpluimpjes’ uit de grond te zien komen, her en der. Bij een ‘stop’ zagen we borrelende bronnen die om de zoveel minuten gloeiend heet water opspoten, meters en meters hoog. Het water was zeker op kookpunt want onze chauffeur beweerde dat je in het water eieren kon koken. Wat hij bewees door de daad bij het woord te voegen.

 

 

 

Laugardalua Vallei

 

 

Onze IJslandse gids was zeer goed onderwezen in de geschiedenis van zijn land, dat overigens pas sinds 1944 onafhankelijk is van Denemarken. Hij beweerde bij ‘hoog en laag’ dat er volgens hem in de IJslandse bergen toegangspoorten waren naar het innerlijke deel van de aarde. Hij geloofde zelfs en dat geloofde de man werkelijk, dat er aan de binnenzijde van de aarde ook wezens woonden. Deze wezens zouden soms van tijd tot tijd en dan met name in IJsland deze zijde van de aardbol komen bezoeken. In de vele boekhandels bleken er tientallen titels te bestaan met dit soort verhalen en daaraan gerelateerde onderwerpen. IJsland is rijk aan sagen en mythes. Ook Jules Verne lokaliseerde al een onderaardse toegang tot een ander ‘rijk’ ergens in IJsland. Gelukkig speelde ons IJslandse avontuur af in de zomer en was het bijna 24 uur licht per dag. Maar ik zou er niet aan moeten denken daar te moeten verblijven als het bijna 24 uur donker is per etmaal. Daarom dat die IJslanders ook zo belezen zijn.Wat moeten ze anders doen? Alhoewel het IJslands een op zichzelf staande Scandinavische taal is, die trouwens in 700 jaar tijds amper veranderingen heeft ondergaan, spreekt zowat iedereen Engels, wat wel zo gemakkelijk is. Want van dat IJslands kan ik echt geen ‘chocolade’ maken. De levensstandaard is trouwens erg hoog te noemen en armoede heb ik er absoluut niet bemerkt, ook niet in de enige grote stad! Criminaliteit is zeer gering en gezien het een eiland is met een kleine bevolking kun je je daar ook wel wat bij voorstellen. In ieder geval zijn er weinig of geen burenproblemen qua geluidshinder, ruimte genoeg. Spoorwegen zul er je tevergeefs zoeken. Elk gezin beschikt dan ook minimaal over een auto en zelfs dikwijls twee.

 

Bossen zijn er niet en de paar bomen die er staan worden gekoesterd. Want het land ligt zo hoog dat je haast zou kunnen spreken van een poolklimaat en toch, toch is er geen poolklimaat en dit door de zogenaamde warme golfstroom waar IJsland van profiteert. Iedereen maakt gebruik van de centrale verwarming die zo goed als gratis is vanwege de vele geisers die spontaan uit de aardbodem opborrelen en zodoende voor meer dan voldoende warmte en energie zorgdragen dan het land nodig heeft. Trouwens IJsland kent ruim 200 vulkanen en is geologisch dus wel een der meest interessante landen ter wereld.

 

 

 

Reykjavik (1)

 

 

De IJslanders zijn een nijver en bedrijvig volkje, doorgaans afhankelijk van de visvangst en alles wat daaraan gerelateerd is. Ook dankzij de warmtevoorziening staan er rond de ‘grote’ stad Reykjavik en ook bij andere wat grotere dorpen vele kassen waar men allerhande groenten en fruit kan verbouwen. Voor zover verder bekend heeft IJsland verder geen bodemschatten. Ondanks de lange strenge winters kent dit land een van de hoogste levensverwachtingen ter wereld en is de zuigelingensterfte een der laagste. Het uitgaansleven in de hoofdstad Reykjavik staat op een hoog peil evenzo het culturele leven. Tot zover wat algemene informatie over dit extreem mooie en boeiende land

 

Maar ik ga weer even verder met onze reis. Na ruim drie dagen van de ‘toerist uithangen’ en ons goed gedaan te hebben aan allerlei lekkernijen en drankjes. Toen was daar het moment dat we de ruim veertig kilometer weer per taxi gingen afleggen naar de luchthaven. Afscheid van het prachtige IJsland! Daar stond eenzelfde soort vliegtuig klaar voor het vervolg van onze reis, nu naar New York waar we een paar uurtjes later aankwamen. Op de tickets stond geschreven dat de vervolgvlucht naar Vancouver ruim 2 uren later zou vertrekken. Helaas ook in het goed ‘geoliede’ vluchtschema van de Amerikaanse burgerluchtvaart gaat wel eens wat mis. Met een bus werden we naar La Guardia Airport gebracht, een ander vliegveld in New York, iets dichter bij de stad. Hier echter bleek het toestel naar Vancouver, u gelooft het niet, toch ruim drie uren vertraging te hebben. Eenmaal in het vliegtuig kwamen we erachter dat er nog een tussenstop zou plaatsvinden op O’Hara International Airport in Chicago en ook deze tussenstop duurde langer dan was gepland. Uiteindelijk een ruime zes uren later waren we ‘door’ de douane op Vancouver International Airport en zochten naar een taxi om het cruiseschip te bereiken waar wij al bijna een week op hadden moeten werken. In de havengebieden aangekomen: … konden we nog nét de achterzijde van het schip zien wegvaren op haar weg naar haar volgende stop: Prince Rupert. Hemelsbreed een kleine 1.000 kilometer noordelijk gelegen van Vancouver. Toen werden we met z’n allen, echt heel, heel erg klein. We hadden alle pech van de wereld gehad, nou ja, pech. Het lag er maar aan vanuit welk standpunt je het een en ander bekeek. Het schip was intussen weg en met een roeibootje erachter aan was dus geen optie nietwaar? Wat te doen in zo’n geval? Je melden bij de scheepsagent zoals dat heet. Toen we daar ons verhaal gedaan hadden keek de man ons aan alsof we hadden verteld dat z’n vrouw ‘vreemd was gegaan met een ijsbeer’ en wij de ‘braafste kindertjes’ van de klas waren.

 

 

 

Reykjavik (2)

 

 

De grimas op de man z’n ‘snuit’ beloofde niet veel goeds. Ik stelde hem voor de luchthaven te bellen, waarop hij ons ‘fel’ toesnauwde dat hij daar in ieder geval mee zou beginnen. Mompelde nog wat over ‘drossen, deserteren, ongeoorloofd verlof, onkosten’ en weet ik wat voor lelijke woorden al niet meer. We werden bevolen in zijn kantoortje te blijven zitten totdat hij alles maar dan ook alles tot de bodem had uitgezocht. Af en toe kwam hij vanuit een glazen hok waar hij de Canadese telefoonmaatschappij zat te ‘spekken’ met ‘long distance calls’ om even iets aan ons te vragen. Bij de derde keer bemerkte ik een ‘omslag’ in zijn houding en hij werd gaandeweg vriendelijker. Tot het moment dat hij het privé-kantoortje weer uit kwam en ons toesprak: “Dames, heren, wat u is overkomen heb ik nog nimmer meegemaakt in mijn loopbaan. Ik zal er persoonlijk voor zorgen dat u op de beste en meest comfortabele manier in Prince Rupert komt voor het schip daar is gearriveerd.” Verder bood hij zijn welgemeende verontschuldigingen aan en nam ons eerst mee naar een goed restaurant. De goede man was ervan overtuigd dat we alle ontberingen geleden hadden die een mens maar zou kunnen beleven en dat we die dan ook daadwerkelijk hadden ondergaan.

 

 

 

Reykjavik (3)

 

 

Een copieuze maaltijd was het mét schitterend uitzicht op de baai en het tegenoverliggende eiland. Na enkele uren werden we door hem naar het kantoortje teruggebracht en daar lagen een paar telexberichten, faxen waren er nog niet. Onze chef aan boord was geheel geïnformeerd, het hoofdkantoor was inmiddels van alles op de hoogte en de scheepsagent kreeg de opdracht ons niet naar Prince Rupert te vliegen. Een andere aflossing was al lang en breed aangekomen en had onze plaatsen ingenomen. Wij mochten wachten totdat de Alaska-cruise, want daar zouden we mee meegegaan zijn, ten einde was. Intussen konden wij nog eens 14 dagen op kosten van nu onze maatschappij overnachten in een redelijk hotelletje en kregen we een best aardige dagvergoeding voor eten, drinken en dergelijke. De scheepsagent was opgedragen om een en ander te regelen en er zorg voor te dragen. Hij betaalde ons ook een forse som geld cash uit voor de komende tijd en … vertelde ons wanneer we ons moesten melden in: … Los Angeles voor de volgende cruise. Bijna nog 14 dagen betaalde vakantie en een prachtige rit van Vancouver naar Los Angeles! Dat onze gage (loon) doorliep is vanzelfsprekend.

 

Na dit avontuur hebben we nimmer meer meegemaakt dat de maatschappij ooit nog maar eens gebruik gemaakt heeft van een ‘low-cost carrier’ (een goedkope luchtvaartmaatschappij). Het schijnt dat men een deal gemaakt heeft met onder andere de KLM voor dergelijk soort zaken. Voor ons was het de reis van het jaar. Echt het allermooiste was toen we eenmaal bijna drie weken later aan boord kwamen van ons eigen schip. Iedereen was vol spanning en bezorgd  geweest omtrent wat wij in die barre boze vliegtuigwereld allemaal niet hadden moeten ontberen. We begrepen al gauw dat we het maar zo moesten laten en niet al te uitvoerig over onze luxe reiservaringen moesten vertellen. Men verwachtte nou eenmaal ‘harde bankjes’ op ongezellige luchthavens en koude nachten met een dekentje om al wachtende op een vliegtuig dat niet kwam opdagen. We lieten het maar zo. Alleen onze directe chef, die wist beter en ‘verkneukelde’ zich erin ons ermee te kunnen chanteren, zodat we wat minder aandacht, medeleven en gratis drankjes kregen van onze collega’s. Maar gelukkig wisten wij ook van zijn ‘escapades’ en andere gewoontes dus dat werd snel opgelost. Al met al een onbetaalbare en onvoorspelbare vakantie en dat in werktijd nog wel. Maar terugkomende op IJsland: van harte ‘warm aanbevolen!’

 

 

Silvia Videler.

 

Oktober 2006

 

Home